LESSENVERLOOP
Het ontwerpen van een workshop met de leerlingen van het secundair voor kinderen uit de lagere school wordt opgesplitst in verschillende stappen. Ontdek hieronder de nodige informatie en bestanden voor de voorbereiding van jouw lessen. Het project is uitgewerkt voor een totaal van 10 lesuren. Elke fase bevat voorbeelden die u kunnen helpen bij het begeleiden en ondersteunen van jouw leerlingen. De verschillende eindtermen waaraan gewerkt wordt zijn terug te vinden onder het lessenverloop.
Het is mogelijk het volledige project in één keer te downloaden.
DOELEN
Hieronder staan de eindtermen na de modernisering neergeschreven die aan bod kunnen komen in dit project.
Deze zijn onderverdeeld per finaliteit en per sleutelcompetentie.
Binnen deze sleutelcompetentie staan geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.
6.17 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten. |
6.40 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten. |
6.19 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen. |
6.42 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen. |
6.34 | De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten en hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten. |
6.14 | De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten, hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten. |
6.20 | De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit. |
6.43 | De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij. |
6.41 | De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden. |
6.38 | De leerlingen ontwikkelen natuurwetenschappelijke, technologische, en wiskundige modellen in disciplinespecifieke en STEM-contexten om te visualiseren, te onderzoeken, op te lossen en te verklaren. |
6.35 | De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier met materialen, chemische stoffen en technische en biologische systemen. |
2.10 | De leerlingen drukken zich op een creatieve manier uit. |
2.11 | De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie. |
2.5 | De leerlingen selecteren relevante informatie in geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie. |
2.8 | De leerlingen vatten een geschreven tekst schriftelijk samen in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie. |
4.4 | De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context. |
4.2 | De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren. |
4.3 | De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven. |
4.5 | De leerlingen lossen een complex probleem digitaal op door een aangereikt algoritme aan te passen. |
4.5 | De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de hand van zelfontworpen algoritmes. |
4.1 | De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen. |
5.1 | De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen. |
5.6 | De leerlingen dragen in groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat. |
5.2 | De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, de fysieke en mentale grenzen en de emoties van anderen. |
5.5 | De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. |
7.12 | De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling. |
7.14 | De leerlingen illustreren hoe systeemdenken kan worden toegepast op duurzaamheidskwesties. |
7.10 | De leerlingen reflecteren kritisch over de manier waarop ze zich individueel en als groepslid kunnen engageren en actie ondernemen omtrent lokale, regionale, nationale of mondiale kwesties en over de mogelijke gevolgen ervan. |
7.13 | De leerlingen reflecteren kritisch over het belang van en verschillende opvattingen over duurzame ontwikkeling. |
7.7 | De leerlingen zijn bereid om in dialoog hun mening te ontwikkelen en bij te sturen. |
7.9 | De leerlingen zijn bereid om zich te engageren in de samenleving. |
Binnen deze sleutelcompetentie staan geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.
6.17 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten. |
6.40 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten. |
6.19 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen. |
6.42 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen. |
7.12 | De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling. |
6.20 | De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit. |
6.43 | De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij. |
6.41 | De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden. |
13.10 | De leerlingen beheren informatie digitaal en niet-digitaal op een efficiënte en effectieve manier. |
13.15 | De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat. |
13.12 | De leerlingen doorlopen systematisch het probleemoplossend proces in functie van een probleemstelling. |
13.19 | De leerlingen gebruiken schooltaal en domeinspecifieke taal in functie van hun leerproces. |
13.8 | De leerlingen passen regels van bronvermelding toe bij het citeren, het parafraseren en het opmaken van een bibliografie. |
13.9 | De leerlingen stellen verwerkte informatie voor volgens een digitale en een niet-digitale presentatievorm rekening houdend met criteria van doeltreffendheid. |
13.5 | De leerlingen vergelijken digitale en niet-digitale informatie uit meerdere bronnen op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid in functie van een informatievraag. |
13.18 | De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen. |
13.6 | De leerlingen verwerken kritisch digitale en niet-digitale informatie uit verschillende bronnen tot een samenhangend en bruikbaar geheel rekening houdend met mogelijk tegenstelde informatie. |
13.13 | De leerlingen voeren een zelfgekozen en geschikte oplossingsstrategie uit in functie van een onderzoek of probleem. |
13.7 | De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch in om zich leerinhouden eigen te maken. |
16.7 | De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie. |
13.15 | De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat. |
13.18 | De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen. |
16.8 | De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten. |
5.5 | De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. |
15.2 | De leerlingen maken onderbouwde en duurzame keuzes aan de hand van zelfbepaalde criteria en zelfbepaalde strategieën rekening houdend met de gevolgen van hun keuzes op korte en lange termijn en het perspectief van anderen. |
15.1 | De leerlingen ontwikkelen stapsgewijs een product voor één of meerdere zelfbepaalde doelstellingen met een efficiënte en effectieve aanpak. |
16.7 | De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie. |
16.8 | De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten. |
Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.
6.17 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten. |
6.40 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten. |
6.19 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen. |
6.42 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen. |
6.34 | De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten en hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten. |
6.14 | De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten, hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten. |
6.20 | De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit. |
6.43 | De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij. |
6.41 | De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden. |
6.38 | De leerlingen ontwikkelen natuurwetenschappelijke, technologische, en wiskundige modellen in disciplinespecifieke en STEM-contexten om te visualiseren, te onderzoeken, op te lossen en te verklaren. |
6.35 | De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier met materialen, chemische stoffen en technische en biologische systemen. |
2.10 | De leerlingen drukken zich op een creatieve manier uit. |
2.11 | De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie. |
2.5 | De leerlingen selecteren relevante informatie in geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie. |
4.4 | De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context. |
4.2 | De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren. |
4.3 | De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven. |
4.5 | De leerlingen lossen een complex probleem digitaal op door een aangereikt algoritme aan te passen. |
4.5 | De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de hand van zelfontworpen algoritmes. |
4.1 | De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen. |
5.1 | De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen. |
5.6 | De leerlingen dragen in groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat. |
5.2 | De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, de fysieke en mentale grenzen en de emoties van anderen. |
5.5 | De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. |
7.12 | De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling. |
7.14 | De leerlingen illustreren hoe systeemdenken kan worden toegepast op duurzaamheidskwesties. |
7.10 | De leerlingen reflecteren kritisch over de manier waarop ze zich individueel en als groepslid kunnen engageren en actie ondernemen omtrent lokale, regionale, nationale of mondiale kwesties en over de mogelijke gevolgen ervan. |
7.13 | De leerlingen reflecteren kritisch over het belang van en verschillende opvattingen over duurzame ontwikkeling. |
7.7 | De leerlingen zijn bereid om in dialoog hun mening te ontwikkelen en bij te sturen. |
7.9 | De leerlingen zijn bereid om zich te engageren in de samenleving. |
Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.
6.17 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten. |
6.40 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten. |
6.19 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen. |
6.42 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen. |
7.12 | De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling. |
6.20 | De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit. |
6.43 | De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij. |
6.41 | De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden. |
13.10 | De leerlingen beheren informatie digitaal en niet-digitaal op een efficiënte en effectieve manier. |
13.15 | De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat. |
13.12 | De leerlingen doorlopen systematisch het probleemoplossend proces in functie van een probleemstelling. |
13.19 | De leerlingen gebruiken schooltaal en domeinspecifieke taal in functie van hun leerproces. |
13.8 | De leerlingen passen regels van bronvermelding toe bij het citeren, het parafraseren en het opmaken van een bibliografie. |
13.9 | De leerlingen stellen verwerkte informatie voor volgens een digitale en een niet-digitale presentatievorm rekening houdend met criteria van doeltreffendheid. |
13.5 | De leerlingen vergelijken digitale en niet-digitale informatie uit meerdere bronnen op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid in functie van een informatievraag. |
13.18 | De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen. |
13.6 | De leerlingen verwerken kritisch digitale en niet-digitale informatie uit verschillende bronnen tot een samenhangend en bruikbaar geheel rekening houdend met mogelijk tegenstelde informatie. |
13.13 | De leerlingen voeren een zelfgekozen en geschikte oplossingsstrategie uit in functie van een onderzoek of probleem. |
13.7 | De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch in om zich leerinhouden eigen te maken. |
16.7 | De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie. |
13.15 | De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat. |
13.18 | De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen. |
16.8 | De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten. |
5.5 | De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. |
15.2 | De leerlingen maken onderbouwde en duurzame keuzes aan de hand van zelfbepaalde criteria en zelfbepaalde strategieën rekening houdend met de gevolgen van hun keuzes op korte en lange termijn en het perspectief van anderen. |
15.1 | De leerlingen ontwikkelen stapsgewijs een product voor één of meerdere zelfbepaalde doelstellingen met een efficiënte en effectieve aanpak. |
16.7 | De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie. |
16.8 | De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten. |
Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.
6.40 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten. |
6.19 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen. |
6.42 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen. |
6.34 | De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten en hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten. |
6.14 | De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten, hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten. |
6.20 | De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit. |
6.43 | De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij. |
6.41 | De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden. |
6.38 | De leerlingen ontwikkelen natuurwetenschappelijke, technologische, en wiskundige modellen in disciplinespecifieke en STEM-contexten om te visualiseren, te onderzoeken, op te lossen en te verklaren. |
6.35 | De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier met materialen, chemische stoffen en technische en biologische systemen. |
2.10 | De leerlingen drukken zich op een creatieve manier uit. |
2.11 | De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie. |
2.5 | De leerlingen selecteren relevante informatie in geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie. |
2.8 | De leerlingen vatten een geschreven tekst schriftelijk samen in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie. |
4.4 | De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context. |
4.2 | De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren. |
4.3 | De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven. |
4.5 | De leerlingen lossen een complex probleem digitaal op door een aangereikt algoritme aan te passen. |
4.5 | De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de hand van zelfontworpen algoritmes. |
4.1 | De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen. |
5.1 | De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen. |
5.6 | De leerlingen dragen in groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat. |
5.2 | De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, de fysieke en mentale grenzen en de emoties van anderen. |
5.5 | De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. |
7.12 | De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling. |
7.14 | De leerlingen illustreren hoe systeemdenken kan worden toegepast op duurzaamheidskwesties. |
7.10 | De leerlingen reflecteren kritisch over de manier waarop ze zich individueel en als groepslid kunnen engageren en actie ondernemen omtrent lokale, regionale, nationale of mondiale kwesties en over de mogelijke gevolgen ervan. |
7.13 | De leerlingen reflecteren kritisch over het belang van en verschillende opvattingen over duurzame ontwikkeling. |
7.7 | De leerlingen zijn bereid om in dialoog hun mening te ontwikkelen en bij te sturen. |
7.9 | De leerlingen zijn bereid om zich te engageren in de samenleving. |
Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.
6.40 | De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten. |
6.19 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen. |
6.42 | De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen. |
7.12 | De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling. |
6.20 | De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit. |
6.43 | De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij. |
6.41 | De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden. |
13.10 | De leerlingen beheren informatie digitaal en niet-digitaal op een efficiënte en effectieve manier. |
13.15 | De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat. |
13.12 | De leerlingen doorlopen systematisch het probleemoplossend proces in functie van een probleemstelling. |
13.19 | De leerlingen gebruiken schooltaal en domeinspecifieke taal in functie van hun leerproces. |
13.8 | De leerlingen passen regels van bronvermelding toe bij het citeren, het parafraseren en het opmaken van een bibliografie. |
13.9 | De leerlingen stellen verwerkte informatie voor volgens een digitale en een niet-digitale presentatievorm rekening houdend met criteria van doeltreffendheid. |
13.5 | De leerlingen vergelijken digitale en niet-digitale informatie uit meerdere bronnen op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid in functie van een informatievraag. |
13.18 | De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen. |
13.6 | De leerlingen verwerken kritisch digitale en niet-digitale informatie uit verschillende bronnen tot een samenhangend en bruikbaar geheel rekening houdend met mogelijk tegenstelde informatie. |
13.13 | De leerlingen voeren een zelfgekozen en geschikte oplossingsstrategie uit in functie van een onderzoek of probleem. |
13.7 | De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch in om zich leerinhouden eigen te maken. |
16.7 | De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie. |
13.15 | De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat. |
13.18 | De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen. |
16.8 | De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten. |
5.5 | De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties. |
15.2 | De leerlingen maken onderbouwde en duurzame keuzes aan de hand van zelfbepaalde criteria en zelfbepaalde strategieën rekening houdend met de gevolgen van hun keuzes op korte en lange termijn en het perspectief van anderen. |
15.1 | De leerlingen ontwikkelen stapsgewijs een product voor één of meerdere zelfbepaalde doelstellingen met een efficiënte en effectieve aanpak. |
16.7 | De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie. |
16.8 | De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten. |