LESSENVERLOOP

Het ontwerpen van een workshop met de leerlingen van het secundair voor kinderen uit de lagere school wordt opgesplitst in verschillende stappen. Ontdek hieronder de nodige informatie en bestanden voor de voorbereiding van jouw lessen. Het project is uitgewerkt voor een totaal van 10 lesuren. Elke fase bevat voorbeelden die u kunnen helpen bij het begeleiden en ondersteunen van jouw leerlingen. De verschillende eindtermen waaraan gewerkt wordt zijn terug te vinden onder het lessenverloop.

Het is mogelijk het volledige project in één keer te downloaden.

DOELEN

Hieronder staan de eindtermen na de modernisering neergeschreven die aan bod kunnen komen in dit project.

Deze zijn onderverdeeld per finaliteit en per sleutelcompetentie.

Dubbele finaliteit

Binnen deze sleutelcompetentie staan geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.

6.17De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten.
6.40De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten.
6.19De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen.
6.42De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen.
6.34De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten en hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten.
6.14De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten, hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten.
6.20De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit.
6.43De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij.
6.41De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden.
6.38De leerlingen ontwikkelen natuurwetenschappelijke, technologische, en wiskundige modellen in disciplinespecifieke en STEM-contexten om te visualiseren, te onderzoeken, op te lossen en te verklaren.
6.35De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier met materialen, chemische stoffen en technische en biologische systemen.
2.10De leerlingen drukken zich op een creatieve manier uit.
2.11De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.
2.5De leerlingen selecteren relevante informatie in geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie.
2.8De leerlingen vatten een geschreven tekst schriftelijk samen in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie.
4.4De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context.
4.2De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.
4.3De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven.
4.5De leerlingen lossen een complex probleem digitaal op door een aangereikt algoritme aan te passen.
4.5De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de hand van zelfontworpen algoritmes.
4.1De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen.
5.1De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen.
5.6De leerlingen dragen in groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat.
5.2De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, de fysieke en mentale grenzen en de emoties van anderen.
5.5De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties.
7.12De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling.
7.14De leerlingen illustreren hoe systeemdenken kan worden toegepast op duurzaamheidskwesties.
7.10De leerlingen reflecteren kritisch over de manier waarop ze zich individueel en als groepslid kunnen engageren en actie ondernemen omtrent lokale, regionale, nationale of mondiale kwesties en over de mogelijke gevolgen ervan.
7.13De leerlingen reflecteren kritisch over het belang van en verschillende opvattingen over duurzame ontwikkeling.
7.7De leerlingen zijn bereid om in dialoog hun mening te ontwikkelen en bij te sturen.
7.9De leerlingen zijn bereid om zich te engageren in de samenleving.

Binnen deze sleutelcompetentie staan geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.

6.17De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten.
6.40De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten.
6.19De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen.
6.42De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen.
7.12De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling.
6.20De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit.
6.43De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij.
6.41De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden.
13.10De leerlingen beheren informatie digitaal en niet-digitaal op een efficiënte en effectieve manier.
13.15De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat.
13.12De leerlingen doorlopen systematisch het probleemoplossend proces in functie van een probleemstelling.
13.19De leerlingen gebruiken schooltaal en domeinspecifieke taal in functie van hun leerproces.
13.8De leerlingen passen regels van bronvermelding toe bij het citeren, het parafraseren en het opmaken van een bibliografie.
13.9De leerlingen stellen verwerkte informatie voor volgens een digitale en een niet-digitale presentatievorm rekening houdend met criteria van doeltreffendheid.
13.5De leerlingen vergelijken digitale en niet-digitale informatie uit meerdere bronnen op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid in functie van een informatievraag.
13.18De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen.
13.6De leerlingen verwerken kritisch digitale en niet-digitale informatie uit verschillende bronnen tot een samenhangend en bruikbaar geheel rekening houdend met mogelijk tegenstelde informatie.
13.13De leerlingen voeren een zelfgekozen en geschikte oplossingsstrategie uit in functie van een onderzoek of probleem.
13.7De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch in om zich leerinhouden eigen te maken.
16.7De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie.
13.15De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat.
13.18De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen.
16.8De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten.
5.5De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties.
15.2De leerlingen maken onderbouwde en duurzame keuzes aan de hand van zelfbepaalde criteria en zelfbepaalde strategieën rekening houdend met de gevolgen van hun keuzes op korte en lange termijn en het perspectief van anderen.
15.1De leerlingen ontwikkelen stapsgewijs een product voor één of meerdere zelfbepaalde doelstellingen met een efficiënte en effectieve aanpak.
16.7De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie.
16.8De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten.
Finaliteit arbeidsmarkt

Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.

6.17De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten.
6.40De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten.
6.19De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen.
6.42De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen.
6.34De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten en hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten.
6.14De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten, hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten.
6.20De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit.
6.43De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij.
6.41De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden.
6.38De leerlingen ontwikkelen natuurwetenschappelijke, technologische, en wiskundige modellen in disciplinespecifieke en STEM-contexten om te visualiseren, te onderzoeken, op te lossen en te verklaren.
6.35De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier met materialen, chemische stoffen en technische en biologische systemen.
2.10De leerlingen drukken zich op een creatieve manier uit.
2.11De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.
2.5De leerlingen selecteren relevante informatie in geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie.

 

4.4De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context.
4.2De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.
4.3De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven.
4.5De leerlingen lossen een complex probleem digitaal op door een aangereikt algoritme aan te passen.
4.5De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de hand van zelfontworpen algoritmes.
4.1De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen.

 

5.1De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen.
5.6De leerlingen dragen in groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat.
5.2De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, de fysieke en mentale grenzen en de emoties van anderen.
5.5De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties.
7.12De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling.
7.14De leerlingen illustreren hoe systeemdenken kan worden toegepast op duurzaamheidskwesties.
7.10De leerlingen reflecteren kritisch over de manier waarop ze zich individueel en als groepslid kunnen engageren en actie ondernemen omtrent lokale, regionale, nationale of mondiale kwesties en over de mogelijke gevolgen ervan.
7.13De leerlingen reflecteren kritisch over het belang van en verschillende opvattingen over duurzame ontwikkeling.
7.7De leerlingen zijn bereid om in dialoog hun mening te ontwikkelen en bij te sturen.
7.9De leerlingen zijn bereid om zich te engageren in de samenleving.

Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.

6.17De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van aangereikte STEM-concepten.
6.40De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten.
6.19De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen.
6.42De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen.
7.12De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling.
6.20De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit.
6.43De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij.
6.41De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden.
13.10De leerlingen beheren informatie digitaal en niet-digitaal op een efficiënte en effectieve manier.
13.15De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat.
13.12De leerlingen doorlopen systematisch het probleemoplossend proces in functie van een probleemstelling.
13.19De leerlingen gebruiken schooltaal en domeinspecifieke taal in functie van hun leerproces.
13.8De leerlingen passen regels van bronvermelding toe bij het citeren, het parafraseren en het opmaken van een bibliografie.
13.9De leerlingen stellen verwerkte informatie voor volgens een digitale en een niet-digitale presentatievorm rekening houdend met criteria van doeltreffendheid.
13.5De leerlingen vergelijken digitale en niet-digitale informatie uit meerdere bronnen op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid in functie van een informatievraag.
13.18De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen.
13.6De leerlingen verwerken kritisch digitale en niet-digitale informatie uit verschillende bronnen tot een samenhangend en bruikbaar geheel rekening houdend met mogelijk tegenstelde informatie.
13.13De leerlingen voeren een zelfgekozen en geschikte oplossingsstrategie uit in functie van een onderzoek of probleem.
13.7De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch in om zich leerinhouden eigen te maken.
16.7De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie.
13.15De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat.
13.18De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen.
16.8De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten.
5.5De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties.
15.2De leerlingen maken onderbouwde en duurzame keuzes aan de hand van zelfbepaalde criteria en zelfbepaalde strategieën rekening houdend met de gevolgen van hun keuzes op korte en lange termijn en het perspectief van anderen.
15.1De leerlingen ontwikkelen stapsgewijs een product voor één of meerdere zelfbepaalde doelstellingen met een efficiënte en effectieve aanpak.
16.7De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie.
16.8De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten.
Finaliteit doorstroom

Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.

6.40De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten.
6.19De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen.
6.42De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen.
6.34De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten en hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten.
6.14De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid meetinstrumenten, hulpmiddelen om te observeren, te meten, te experimenteren en te onderzoeken in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM-contexten.
6.20De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit.
6.43De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij.
6.41De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden.
6.38De leerlingen ontwikkelen natuurwetenschappelijke, technologische, en wiskundige modellen in disciplinespecifieke en STEM-contexten om te visualiseren, te onderzoeken, op te lossen en te verklaren.
6.35De leerlingen werken op een veilige en duurzame manier met materialen, chemische stoffen en technische en biologische systemen.
2.10De leerlingen drukken zich op een creatieve manier uit.
2.11De leerlingen nemen deel aan schriftelijke en mondelinge interactie in functie van doelgerichte communicatie.
2.5De leerlingen selecteren relevante informatie in geschreven en gesproken teksten in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie.
2.8De leerlingen vatten een geschreven tekst schriftelijk samen in functie van doelgerichte informatieverwerking en communicatie.
4.4De leerlingen beoordelen bouwstenen van digitale systemen in functie van het eigen gebruik en het gebruik ervan in een maatschappelijke context.
4.2De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal inhouden te creëren, te delen en te beheren.
4.3De leerlingen gebruiken doelgericht en adequaat functionaliteiten van digitale infrastructuur en toepassingen om digitaal te communiceren, samen te werken en te participeren aan initiatieven.
4.5De leerlingen lossen een complex probleem digitaal op door een aangereikt algoritme aan te passen.
4.5De leerlingen programmeren volgens een bepaalde systematiek oplossingen voor problemen aan de hand van zelfontworpen algoritmes.
4.1De leerlingen tonen zelfvertrouwen bij het verkennen en gebruiken van digitale infrastructuur en toepassingen.

 

5.1De leerlingen bewaken in interacties hun eigen fysieke en mentale grenzen.
5.6De leerlingen dragen in groepsactiviteiten actief bij aan de uitwerking van een gezamenlijk resultaat.
5.2De leerlingen houden in interacties rekening met de opvattingen, de fysieke en mentale grenzen en de emoties van anderen.
5.5De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties.
7.12De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling.
7.14De leerlingen illustreren hoe systeemdenken kan worden toegepast op duurzaamheidskwesties.
7.10De leerlingen reflecteren kritisch over de manier waarop ze zich individueel en als groepslid kunnen engageren en actie ondernemen omtrent lokale, regionale, nationale of mondiale kwesties en over de mogelijke gevolgen ervan.
7.13De leerlingen reflecteren kritisch over het belang van en verschillende opvattingen over duurzame ontwikkeling.
7.7De leerlingen zijn bereid om in dialoog hun mening te ontwikkelen en bij te sturen.
7.9De leerlingen zijn bereid om zich te engageren in de samenleving.

 

Binnen deze sleutelcompetentie staat geen eindtermen die betrekking hebben op inhouden. Dit hangt af van het thema en inhoud waarin de leerlingen een workshop uitwerken.

6.40De leerlingen analyseren natuurlijke en technische systemen aan de hand van verschillende STEM-concepten.
6.19De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het gebruik van technische systemen.
6.42De leerlingen beargumenteren vanuit verschillende invalshoeken keuzes bij het ontwerp en het gebruik van technische systemen en andere STEM-oplossingen.
7.12De leerlingen handelen met het oog op duurzame ontwikkeling.
6.20De leerlingen leggen aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij uit.
6.43De leerlingen onderzoeken aan de hand van concrete maatschappelijke uitdagingen de wisselwerking tussen STEM-disciplines onderling en tussen STEM-disciplines met de maatschappij.
6.41De leerlingen ontwerpen een oplossing voor een probleem door concepten en praktijken uit verschillende STEM-disciplines geïntegreerd aan te wenden.
13.10De leerlingen beheren informatie digitaal en niet-digitaal op een efficiënte en effectieve manier.
13.15De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat.
13.12De leerlingen doorlopen systematisch het probleemoplossend proces in functie van een probleemstelling.
13.19De leerlingen gebruiken schooltaal en domeinspecifieke taal in functie van hun leerproces.
13.8De leerlingen passen regels van bronvermelding toe bij het citeren, het parafraseren en het opmaken van een bibliografie.
13.9De leerlingen stellen verwerkte informatie voor volgens een digitale en een niet-digitale presentatievorm rekening houdend met criteria van doeltreffendheid.
13.5De leerlingen vergelijken digitale en niet-digitale informatie uit meerdere bronnen op betrouwbaarheid, correctheid en bruikbaarheid in functie van een informatievraag.
13.18De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen.
13.6De leerlingen verwerken kritisch digitale en niet-digitale informatie uit verschillende bronnen tot een samenhangend en bruikbaar geheel rekening houdend met mogelijk tegenstelde informatie.
13.13De leerlingen voeren een zelfgekozen en geschikte oplossingsstrategie uit in functie van een onderzoek of probleem.
13.7De leerlingen zetten studievaardigheden strategisch in om zich leerinhouden eigen te maken.

 

16.7De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie.
13.15De leerlingen beoordelen tussentijds en finaal hun leerproces en hun leerresultaat.
13.18De leerlingen versterken hun vaardigheden van samen leren in functie van gedeelde leerdoelen.
16.8De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten.
5.5De leerlingen zijn sociaal vaardig in informele en formele relaties.
15.2De leerlingen maken onderbouwde en duurzame keuzes aan de hand van zelfbepaalde criteria en zelfbepaalde strategieën rekening houdend met de gevolgen van hun keuzes op korte en lange termijn en het perspectief van anderen.
15.1De leerlingen ontwikkelen stapsgewijs een product voor één of meerdere zelfbepaalde doelstellingen met een efficiënte en effectieve aanpak.
16.7De leerlingen beleven plezier aan het creëren vanuit hun verbeelding en intuïtie.
16.8De leerlingen zetten hun verbeelding in bij het realiseren van producten en projecten.